Noud werkt als psycholoog in de zorg. Hij voelt zich uitgeput en wil vanuit Persoonlijk Leiderschap leren om zijn stress te verminderen.
Als gedragskundige is hij betrokken bij woningen voor mensen met een lichte verstandelijke beperking. Er speelt veel. Naast complexe problematiek bij cliënten, is er ook regelmatige onderlinge strijd tussen medewerkers. Noud is de hele dag aan het hollen en brandjes aan het blussen. Vaak is hij in de avonden nog bezig met werk dat overdag niet afkwam. Maar het lijkt nooit genoeg.
Wanneer zou het wel genoeg zijn? Vraag ik hem. Noud zucht en denkt diep na. “Als iedereen gewoon zijn werk goed doet. Als ze gewoon doen wat we afspreken” “En wat is jouw bijna automatische reactie als anderen niet hun werk goed doen?” Noud kijkt mij schamper aan “Tja, harder hollen dus”.
Ik wil graag even stilstaan bij harder hollen. Noud gaat compenseren, waar anderen steken laten vallen. Zoals bijvoorbeeld het toch maar zelf schrijven van een rapport, toch maar zelf het gesprek voeren met de client en het zelf plannen van een overleg. Dat lijkt heel helpend, maar het houdt de situatie waarin dingen niet kloppen juist in stand. Niemand hoeft in beweging te komen, zolang Noud hard holt. Hij is probleemhouder geworden, van zaken die niet van hem zijn. En die hij dus ook nooit kan oplossen. Hard hollen lost het probleem in kern niet op.
Dit bewust zijn is belangrijk om op diepere laag te kijken. Waar komt de automatische reactie vandaan, om te gaan hollen bij problemen van anderen?
Vaak heeft dit bijna automatische gedrag om te gaan hollen direct verband met onbewuste denkschema’s. Denkschema’s die je al als een jong kind vormt over jezelf, anderen en over gebeurtenissen. En soms is het zelfs systemisch.
Noud loopt zijn riviertje terug, naar vroeger, naar de oorsprong van zijn gedrag. We vinden kleine aanknopingspunten in het perfectionisme van zijn vader. Zijn vader had hoge verwachtingen van hem, soms te hoog. En dan voelde Noud zich tekort schieten. Dat is voor Noud een gevoel dat ten allen tijde voorkomen moet worden. Die pijn wil hij niet meer ervaren. Daarom is hij gaan hollen, zodat er niets mis gaat. Het is een inventieve oplossing die hij als kind heeft gevonden om pijn te vermijden. Maar onbewust volgt hij die (kind)strategie nog steeds. Hij holt door het leven. Het lijkt niet op leven maar overleven.
Noud wordt zich in de gesprekken langzaam bewust van zijn gedrag. Vanuit dat inzicht kan hij anders reageren op de werksituatie waarin hij zich vast holde.
